Omschrijving
- Angst is een gevoel dat optreed bij (dreigend) gevaar. Het gevoel ontstaat als het welzijn van een persoon direct wordt bedreigd, maar ook als een persoon een situatie als bedreigend ervaart. Als een angst geen directe achtergrond heeft en de betrokken persoon er sociale of beroepsmatige problemen daardoor door ondervindt is er sprake van een stoornis.
oorzaak
- Angststoornissen worden veroorzaakt door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Ze komen in bepaalde families meer voor dan in andere. Erfelijkheid speelt daarin een rol, maar ook de opvoeding.
Een angststoornis begint vaak na een ingrijpende levensgebeurtenis, zoals een ernstige ziekte, een sterfgeval, verhuizing of ontslag. Ook iemands persoonlijke eigenschappen zijn van invloed, zoals: slecht voor jezelf opkomen, moeilijk gevoelens kunnen uiten en de neiging hebben probleemsituaties en conflicten uit de weg te gaan.
Bijna 20 procent van alle Nederlanders heeft in zijn leven ooit last van een vorm van angststoornis. Dit is maar liefst één op de vijf mensen. Onder hen zijn meer vrouwen dan mannen. Het gaat hierbij om serieuze klachten, die de kwaliteit van het leven ernstig aantasten.
Specifiek probleemgedrag
Angst- en paniekaanvallen gaan vaak gepaard met lichamelijke verschijnselen. Deze symptomen komen plotseling bij iemand op. Veel voorkomende symptomen zijn:
- -Hartkloppingen
- -Zweten
- -Opvliegers of koude rillingen
- -Trillen of beven
- -Duizeligheid
- -Ademnood
- -Pijn op de borst
- -Misselijkheid of buikklachten
- -Gevoel van onwerkelijkheid of los van zich zelf te staan
- -Angst om gek te worden of de zelfbeheersing te verliezen
- -Angst om dood te gaan
- -Verdoofde of tintelende gevoelens
Gevolgen van angststoornis
- Vaak zijn mensen met een angststoornis bang voor het krijgen van een volgende aanval. Soms zijn ze vooral bang voor hun eigen reactie, zoals verlegen worden, blozen, trillen of zweten. Dat heet ook wel bloosangst, trilangst of zweetangst. Dit komt vooral bij een sociale fobie voor. Sommigen zijn bezorgd over de gevolgen van een aanval. Ze gaan zich anders gedragen en vermijden bepaalde situaties. Hun sociale activiteiten komen hierdoor flink onder druk te staan.
Benadering –en begeleidingswijze- - Bespreek met de patiënt welke lichamelijke, psychische, sociale en existentiële factoren van invloed zijn op zijn angst en hoe deze behandeld kunnen worden.
- - Ga na of de patiënt over de juiste informatie beschikt. Constateer of er sprake is van een tekort
aan kennis op het gebied van zijn ziekte, symptomen, behandeling en/of prognose en vul
kennistekort aan. - - Indien de angst binnen normale grenzen valt, stel de patiënt dan gerust.
- - Geef voorlichting over hoe de patiënt zijn symptomen van angst kan leren herkennen en geef
- praktische adviezen hoe hij deze angst weer onder controle kan brengen.
- -Geef de naasten informatie over hoe een patiënt met angst te ondersteunen en wat te doen wanneer deze angst niet onder controle te brengen valt.
- - Geef informatie over kalmerende medicatie en bijwerkingen.
aan kennis op het gebied van zijn ziekte, symptomen, behandeling en/of prognose en vul
kennistekort aan.